Vandaag is het precies, op de kop af, een halve eeuw geleden dat Tweeter Opa voor het eerst op date ging met een ongelooflijk mooi, lief meisje die sindsdien tegen wil en dank door het leven gaat als zijn #teerbeminde. Het gebeurde op 11 november 1967, een mooie herfstavond in Breda.
Deze blogpost schrijf ik daarom ter ere van haar. Ter ere van mijn #teerbeminde.
Haar naam is Annemarie. Ik
had haar danskunsten al vaak mogen bewonderen op de dansschool waar wij allebei de kunst van het dansen hadden geleerd.
Foxtrot, wals, Engelse wals, tango, cha cha cha en rumba, het hele scala aan ballroom en Latijns Amerikaanse dansen, Annemarie beheerste ze allemaal tot in de perfectie. Zelf had ik op aandrang van mijn ouders ook dansles gevolgd maar al na één jaar opgegeven, ervan overtuigd dat er in dat slungelige lange lijf van mij nauwelijks muziek zat, laat staan gratie of souplesse.
Maar voor de jeugdpuistjes-brigade in Breda waren er in die late jaren zestig nog niet bijster veel uitgaansmogelijkheden. Tenzij je al op jonge leeftijd een door de wol geverfde kroegtijger was, waren de keuzes voornamelijk beperkt tot de bioscoop, de snackbar, af en toe een jeugdsoos en de wekelijkse zaterdagavond vrij dansen. Bij diezelfde dansschool. De Kruif, heette dat instituut.
Foxtrot, wals, Engelse wals, tango, cha cha cha en rumba, het hele scala aan ballroom en Latijns Amerikaanse dansen, Annemarie beheerste ze allemaal tot in de perfectie. Zelf had ik op aandrang van mijn ouders ook dansles gevolgd maar al na één jaar opgegeven, ervan overtuigd dat er in dat slungelige lange lijf van mij nauwelijks muziek zat, laat staan gratie of souplesse.
Maar voor de jeugdpuistjes-brigade in Breda waren er in die late jaren zestig nog niet bijster veel uitgaansmogelijkheden. Tenzij je al op jonge leeftijd een door de wol geverfde kroegtijger was, waren de keuzes voornamelijk beperkt tot de bioscoop, de snackbar, af en toe een jeugdsoos en de wekelijkse zaterdagavond vrij dansen. Bij diezelfde dansschool. De Kruif, heette dat instituut.
Op zaterdagavonden trok
ik daar dus soms naar toe, al dan niet vergezeld van al even pukkelige kameraden. We
zaten ons dan vaak langs de kant wat ongemakkelijk te voelen, zoals jonge testosteronbommen
van pakweg 19 jaar zich ongemakkelijk kunnen voelen bij de confrontatie met een
klein legertje tot in de puntjes geklede, gekapte en opgemaakte vrouwelijke soortgenoten.
Ik had haar op dat soort
avonden al vaker gracieus voorbij zien dansen, en altijd in de armen van steeds maar weer andere jongens. Ze was dan ook ‘poetry in motion’: lang golvend donker haar,
een snuitje dat niet zou hebben misstaan op de voorpagina van modebladen, een
figuurtje om in te lijsten, een paar prachtige stappers er onder en voorbij zwierend met een gratie en souplesse die
je de adem benam. Mijn inschatting inzake mijn kansen bij deze schoonheid was
dan ook even snel als onverbiddelijk: ‘Way out of my league”.
Toch had ik op een
bepaalde avond, enkele weken eerder, ooit al eens mijn stoutste schoenen
aangetrokken en na een stuntelig dansje - stuntelig van mijn kant dus - aan het eind van de avond gevraagd of ik haar naar huis mocht
begeleiden. Want dat hoorde je in die tijd te doen. Het was de verplichte prelude
tot enige vorm van nadere kennismaking. Stap één in relationship building. Dus vroeg ik beleefd
en met licht kloppend hart of ik haar mocht thuisbrengen. Op de fiets in mijn
geval. Of liever gezegd, op het kinderfietsje van mijn 8-jarige kleine
broertje, want mijn eigen stoere Batavus buikschuif brommer was toevallig nét die dag kapot.
Naar huis brengen? Ja
hoor, dat mocht. Alleen was zij wel op een brommertje. Een nijdig grommend
geval van het merk Mobylette. En helaas woonde ze ook nog eens in een wijk van Breda
die diametraal aan het andere uiteinde van de stad lag ten opzichte van de wijk
waar ik zelf woonde. Dat beloofde dus een pokkeneind fietsen te worden.
Het moet voor toevallige passanten die late avond toch wel een koddig gezicht zijn geweest: mijn lange slungelige lijf amechtig trappend op een veel te kleine kinderfietsje, terwijl zij vanaf haar snorrende Mobyletje regelmatig achterom keek, nóg meer gas terug nam en vriendelijk vroeg of het echt nog wel ging. Ik moet hier dan ook tot mijn eeuwigdurende schaamte en schande bekennen dat halverwege die martelende kruistocht deze ‘koene ridder’ de strijd opgaf, het vaantje streek en onder het mompelen van “Ik zie je nog wel eens” toch maar rechtsomkeert maakte en terug naar eigen huis en haard fietste. Op dat kleine kut fietsje. Mission aborted. Tactical withdrawal.
Het moet voor toevallige passanten die late avond toch wel een koddig gezicht zijn geweest: mijn lange slungelige lijf amechtig trappend op een veel te kleine kinderfietsje, terwijl zij vanaf haar snorrende Mobyletje regelmatig achterom keek, nóg meer gas terug nam en vriendelijk vroeg of het echt nog wel ging. Ik moet hier dan ook tot mijn eeuwigdurende schaamte en schande bekennen dat halverwege die martelende kruistocht deze ‘koene ridder’ de strijd opgaf, het vaantje streek en onder het mompelen van “Ik zie je nog wel eens” toch maar rechtsomkeert maakte en terug naar eigen huis en haard fietste. Op dat kleine kut fietsje. Mission aborted. Tactical withdrawal.
Dat was het dan voor die
relatie, dacht ik nog. In de kiem gesmoord. Doodgeboren. Kansloos.
Gelukkig had ik nog wel
haar adres en telefoonnummer weten los te peuteren voor we aan die onzalige
thuisreis waren begonnen. En onder het motto “Je weet maar nooit” had ik die toch
maar bewaard. En zo geschiedde het enkele weken na die eerdere beschamende vertoning dat
ik de telefoon pakte en haar belde met de vraag of ze die zaterdag (dat werd dus 11 november
1967) misschien met me uit wilde, naar de film of zo. Ik had verwacht dat ze
dat verzoek honend zou weglachen, gelet op mijn eerdere beschamende performance als ridder
van de droevige figuur, maar tot mijn stomme verbazing zei ze ja. Mijn stoere
nozem-brommer was gelukkig inmiddels gerepareerd, dus er was weinig risico op
een herhaling van het echec van de vorige keer.
En zo togen wij op onze allereerste date gezellig op twee bromfietsen naar de film. “Blow Up”, Dat was in die dagen een spraakmakende rolprent met in de hoofdrollen David Hemmings, Vanessa Redgrave
en Sarah Miles. Het ging over een modefotograaf in Londen, die onwetend foto’s heeft genomen in een park waarop achteraf bij uitvergroting ("blow up") te zien blijkt hoe er in de bosjes in de achtergrond een
moord werd gepleegd. Er gebeurde daarna nog van alles in die film dat nogal
onduidelijk en mystiek was, maar daar lette je dan al niet meer op. Want in een
bepaalde stomende scene gingen twee fotomodellen ‘full monty’ en spiernaakt met
de fotograaf door diens fotostudio liggen rollebollen. Voor het in Breda nog
vrij preutse publiek van de late jaren zestig was dit ongekend gewaagd. Ik zat
me dan ook dood te schamen naast ‘the
object of my affection’, mezelf vervloekend dat ik haar uitgerekend op onze eerste ‘echte’ date naar
een soort soft porno film bleek te
hebben meegenomen. Na het fietsdrama van een paar weken eerder was dit vast en
zeker de volgende blunder. “Three strikes and you’re out”, zeggen ze in
baseball, maar ik verwachtte met stelligheid dat het in mijn geval al na twee
strikes einde oefening zou blijken te zijn in deze nog ongeboren relatie.
Tot mijn
opperste verbazing en niet geringe opluchting echter zat #teerbeminde (zo
noemde ik haar toen nog niet, hoor!) blijmoedig en geamuseerd te
genieten van die wat hijgerige taferelen op het scherm. Ze was er duidelijk eentje
van het meer ruimdenkende type.
The rest, as they
say, is history. Na nog een paar minder enerverende en redelijk geslaagde dates werd
ik hevig verliefd op haar, en dat werd eerst wat koel en schoorvoetend maar later toch ook vol
overtuiging op dezelfde wijze beantwoord. We werden 'een setje' en ik was ‘van de
markt’, ingepakt met boter en suiker.
Een paar jaar
later, om precies te zijn in augustus 1970, hadden we nog een bijzondere date. Die was op het
stadhuis van Breda. Iemand van de burgerlijke stand stelde ons daar wat vragen en wij zeiden allebei “ja”.
En vandaag -
11 november 2017 – is het dus exact, op de kop af, 50 jaar geleden dat we voor
het eerst op date gingen. Een halve eeuw, een mensenleven geleden. Sindsdien hebben
we heel veel ups en betrekkelijk weinig downs gekend, hebben we drie prachtige,
krachtige zoons samen grootgebracht en mogen we nu genieten van vijf magnifieke
en energieke kleinkinderen.
Ik hou van haar. Ze is en blijft mijn #teerbeminde. Al vijftig jaar.
En om dat eens goed te vieren gaan we vanavond alweer op date. Decadent lekker eten
in een prettig etablissement in het hartje van Den Bosch.
Alleen.... we gaan dit keer wel lekker met de
auto! De fiets laten we dit keer maar thuis…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten