maandag, december 25, 2017

Een kerstsprookje

In een land hier heel ver vandaan (nou ja, niet zo ver hoor… eigenlijk was het gewoon in de Vinex wijk drie straten verderop) woonde eens een opa, die zo’n dag of drie voor Kerstmis de lumineuze inval kreeg om eens met zijn kleinzoontje aan het handje naar het plaatselijke winkelcentrum te wandelen om de kerststal te bekijken en alle andere attracties die de plaatselijke neringdoenden hadden bedacht om het winkelende publiek aangenaam te verpozen.

Het driejarige ventje was goed warm ingepakt: wollen mutsje op het hoofd, een lekker dik parka jasje aan, een door oma gebreide sjaal om het nekje, en aan de handen de met wol gevoerde wantjes die met een lange draad door de mouwen van zijn jasje en achter zijn ruggetje om listig met elkaar waren verbonden. Zo raak je niks kwijt.

Met het in wantje verpakte handje van zijn kleinzoon stevig in zijn eigen met rimpelig vel en kalknagels gedecoreerde hand geklemd, arriveerden opa en kleinzoon op het winkelplein waar bekende namen en logo’s boven de winkelingangen hen veelkleurig begroetten: Albert Heijn, Blokker, Action, Kruidvat, Gall & Gall, en meer van dat soort bakens van Hollandse koopmansgeest. En overal waren er lichtjes, langs de gevels van de winkels, in de van bladeren ontdane beuken die het plein omzoomden en natuurlijk in de grote kerstboom midden op het winkelplein.

En daarachter, achter die kerstboom, daar stond de kerststal, het beoogde doel van deze grootvaderlijke expeditie. Men had daar een soort houten blokhut in elkaar getimmerd, en daarin stonden wat vermoeid ogende beeldhouwwerken met afbladderende verf, waarin je met enige fantasie toch wel Jozef en Maria zou kunnen herkennen. Tussen hun in stond een soort voerbak voor varkens, gevuld met wat stro en daarin lag dan een nogal blote pop (€ 9,95 bij de Action, nieuw in de doos) met een dekentje er omheen gewikkeld (€ 12,95 bij de Action). Tot zover de menselijke inhoud van de kerststal. Herders en ook koningen met wierook, goud en myrrhe schitterden vooral door hun afwezigheid.

Dieren daarentegen waren er wel in overvloed. Binnen de omheining die in een wijde boog rondom die blokhut in elkaar was getimmerd liepen niet alleen een aantal morsig uitziende schapen overvloedig keutels te produceren op de klinkers van het pleintje, maar er stond zelfs een heus rendier. Nou ja, rendier…. Dit specifieke exemplaar zag er toch vooral uit als een dier dat hooguit nog met behulp van een rollator in beweging zou zijn te krijgen. Van rennen leek niet veel sprake meer te kunnen zijn.

Wat opa direct opviel was vooral de intens treurige blik in de ogen van het rendier. Ga maar na: een rendier is normaal een fier en nobel beest, dat in de kracht van zijn leven gewend is aan een habitat vol besneeuwde vlakten, eeuwig zingende bossen en arctische vergezichten. Dit depressief ogende exemplaar moest het doen met een omheinde habitat van een vierkante meter of dertig, geplaveid met koude klinkers in plaats van met knisperende vers gevallen sneeuw onder de poten. En in plaats van eeuwig zingende bossen moest hij het doen met een paar lullige lantaarnpalen, waaraan bovendien nog eens luidsprekers waren bevestigd die bijna onophoudelijk de lofzang uitbraakten op zijn verre neef Rudolf, die met die rode neus, weet u wel? En de arctische vergezichten uit zijn jeugd hadden nu plaats gemaakt voor de voorgevels van de Digros, de Hypotheker, de plaatselijke döner kebab tent en de Hema. Dit rendier zag eruit alsof hij alleen nog meer een enkele reis hoefde te maken, linea recta richting lijmfabriek. Je zou als rendier toch van minder ernstig depressief raken… 

Opa’s kleinzoontje aanschouwde de beestenboel gebiologeerd en zwijgend, en een heel klein tikkeltje angstig. Hij kroop voor de zekerheid wat dichter tegen de corduroy broekspijp van opa aan. Je weet immers maar nooit met die schapen; ze zagen er knap hongerig uit. En in de ogen van een driejarig ventje is zelfs een depressief geriatrisch rendier toch best wel groot.

Even verderop op het plein was er plotseling commotie. Een aantal neringdoenden hadden de handen ineengeslagen en gezorgd voor een heuse kerstman, die ze geestdriftig aankondigden als “Santa Claus” (de veramerikanisering van onze cultuur is eenvoudigweg niet meer te stoppen). Santa werd daarom ook vergezeld door een tweetal “elves”, die al even geestdriftig werden aangekondigd als “Santa’s little helpers”. Het bleken twee nogal giftig kijkende pubers te zijn, gehuld in gifgroene pakjes en met een puntmuts boven het pokdalige gelaat. Ze geneerden zich bij voorbaat al kapot dat hun school- of voetbalvrienden ze zouden herkennen. Zo van: “Holy fak, daar heb je Erwin en Tim! Man man man, wat staan jullie voor lul daar!”. Maar ja, die paar knaken die ze voor deze gig kregen zouden met een beetje geluk toch goed zijn voor nog een game voor op hun PS3.

Opa bekeek het bonte gezelschap met een gezonde en groeiende dosis wantrouwen. Die Santa Claus vertrouwde hij sowieso voor geen meter. Normaal is dat toch een gezellig bol type? Deze versie was graatmager, het rode pak slobberde om zijn lijf. En hij keek ook nog eens bepaald vals uit zijn ogen. Opa snoof eens nadrukkelijk en meende ook een onmiskenbare jajem-lucht te ruiken vanuit de richting van Santa. En het was nog niet eens drie uur ’s middags! En dan die baard! Die was zo fake als hij maar zijn kon. Opa probeerde zich in gedachten voor te stellen dat je, met zo’n baard opgeplakt als vermomming, zou proberen te ontsnappen uit gevangenschap in door ISIS gecontroleerd oorlogsgebied. Nog voordat je ook maar “Ho Ho Fakking Ho” zou hebben kunnen zeggen, zou je al meteen op rituele wijze een kopje kleiner zijn gemaakt. Opa was er van overtuigd dat wat onder Santa's neus en kin naar beneden hing met grote waarschijnlijkheid eerder die dag uit de schaamstreek van de schapen in de kerststal was geschoren en met hobbylijm aan Santa's kin was geplakt.

Er stonden nog een aantal andere opa’s, oma’s, papa’s en mamma’s met hun kroost aan te schuiven voor het obligate bezoekje aan Santa Claus. Kleinzoontje werd een beetje ongedurig van het wachten en Opa overwoog ernstig om maar huiswaarts te keren. Maar ze waren er nu toch, en zo’n kind wil je niet teleurstellen. Dus toverde Opa een lolly uit zijn jaszak om kleinzoontje een beetje in het gareel te houden. Pappa en mamma waren er toch niet bij, en wat niet weet, wat niet deert, toch?

En toen… toen was kleinzoontje aan de beurt. De kerstman greep het ventje onder de oksels en zwierde hem op zijn schoot. Naakte doodsangst sprak uit de ogen van het ventje. Licht grommend ging opa heel dicht naast de kerstman staan en wierp hem met een blik toe die zei: “Ik ben dan misschien wel geen Rico Verhoeven, maar zo’n mager scharminkel als jij kan ik nog altijd moeiteloos hebben, klojo!”. Santa leek de onuitgesproken boodschap te begrijpen en probeerde een gesprekje met kleinzoontje aan te knopen: “Wat wil jij hebben voor kerstmis?”.

Het ventje zweeg als het graf.

“Ben je braaf geweest dit jaar?”, probeerde Santa het nog eens.

Opnieuw zweeg het ventje, maar keek nu even naar Santa met zo’n blik van: “Hou je me nou voor de gek? Dat WEET jij toch? Daar heb je toch zo’n boek voor?? Duh!”.

Met een zucht zette Santa het ventje weer op de grond, en graaide in de zak die naast zijn stoel stond. Alle kinderen kregen exact hetzelfde pakje. Ook opa’s kleinzoontje. Met die buit stevig in zijn handje geklemd, holde het ventje terug naar Opa. Nog steeds zwijgend, en duidelijk onder de indruk van het immense avontuur dat hij had beleefd.

Opa vond het wel genoeg zo. Maar hij had het ook koud gekregen en hij moest nodig plassen, voor een oudere man een heel precaire combinatie van omstandigheden. Gelukkig was er ook een mooi cafetaria op hetzelfde plein, waar het lekker warm was, waar er een speelhoekje was voor de kleintjes en waar de koffie heet, sterk en lekker was. Dus onderweg naar huis was dat een mooie plek om even aan te leggen.

Het pakje dat kleinzoontje van Santa Claus had gekregen werd vakkundig geopend en bleek een doosje Chocotofs te bevatten. Opa vond het nogal goedkoop, maar het ventje was er toch wel mee in zijn nopjes.

En met een mond vol chocolade toffee lachte het manneke zijn opa toe en zei: “Dat was leuk, opa, die dieren, en ook de kerstman was leuk”. Hij kauwde nog wat door, en zei toen met volle mond met zijn meest ontwapenende glimlach: “Ik vind jou eigenlijk best lief, opa!”. En hij gaf opa een chocolade knuffel.

En toen... toen werd het ook in opa’s knorrige hart plotseling echt Kerstmis. Het feest van vrede op aarde.

En ze leefden nog lang en gelukkig!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten